Rječnik
Naučite priloge – nizozemski

beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
dolje
On leži dolje na podu.

al
Hij slaapt al.
već
On je već zaspao.

buiten
We eten vandaag buiten.
vani
Danas jedemo vani.

buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
vani
Bolestan dječak ne smije izaći van.

eerst
Veiligheid komt eerst.
prvo
Sigurnost dolazi prvo.

te veel
Het werk wordt me te veel.
previše
Posao mi postaje previše.

te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
previše
Uvijek je previše radio.

veel
Ik lees inderdaad veel.
mnogo
Stvarno mnogo čitam.

weg
Hij draagt de prooi weg.
dalje
On odnosi plijen dalje.

alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
sve
Ovdje možete vidjeti sve zastave svijeta.

naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
dolje
On pada dolje s vrha.
