คำศัพท์
เรียนรู้คำกริยา – ดัตช์

samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
นำมา
หลักสูตรภาษานำนักศึกษาจากทั่วโลกมาพบกัน

creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
สร้างสรรค์
ใครสร้างสรรค์โลก?

weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
โยนทิ้ง
เขาเหยียบกล้วยที่ถูกโยนทิ้ง

doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
ปล่อยผ่าน
ควรปล่อยให้ผู้อพยพผ่านที่ชายแดนไหม?

zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
เป็น
คุณไม่ควรรู้สึกเศร้า!

onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
ปล่อยไว้
ธรรมชาติถูกปล่อยไว้โดยไม่ถูกแตะต้อง

blind worden
De man met de badges is blind geworden.
เป็นตาบอด
ชายที่มีเหรียญตราได้เป็นตาบอด

drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
เลี้ยง
คาวบอยเลี้ยงวัวด้วยม้า

luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
ฟัง
เขาชอบฟังท้องของภรรยาท้องที่มีครรภ์

verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
สูญหาย
กุญแจของฉันสูญหายวันนี้!

voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
ทำให้สมบูรณ์
เขาทำให้เส้นทางการวิ่งสมบูรณ์ทุกวัน
