คำศัพท์
เรียนรู้คำกริยา – ดัตช์

uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
เลือก
เธอเลือกแว่นตากันแดดใหม่

noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
ชื่อ
คุณสามารถเรียกชื่อประเทศเท่าไหร่?

nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
ต้องการ
คุณต้องการแจ็คเพื่อเปลี่ยนยาง.

bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
เตรียม
เขาเตรียมอาหารที่อร่อย

brengen
De koerier brengt een pakketje.
นำ
ข่าวสารนำพัสดุมา

doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
ฆ่า
ระวัง, คุณสามารถฆ่าคนได้ด้วยขวานนั้น!

drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
ดื่ม
วัวดื่มน้ำจากแม่น้ำ

voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
ผ่าน
ยุคกลางได้ผ่านไปแล้ว

weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
เจอ
พวกเขาเจอกันอีกครั้ง

betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
หมายถึง
สัญลักษณ์นี้บนพื้นหมายถึงอะไร?

garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
รับประกัน
ประกันภัยรับประกันการคุ้มครองในกรณีเกิดอุบัติเหตุ
