คำศัพท์

เรียนรู้คำกริยา – ดัตช์

cms/verbs-webp/55128549.webp
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
โยน
เขาโยนลูกบอลเข้าตะกร้า
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
ผ่าน
สองคนผ่านกันไป
cms/verbs-webp/80116258.webp
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
ประเมิน
เขาประเมินประสิทธิภาพของบริษัท
cms/verbs-webp/55269029.webp
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
พลาด
เขาพลาดไม้และบาดเจ็บตัวเอง.
cms/verbs-webp/120655636.webp
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
อัปเดต
ในปัจจุบันคุณต้องอัปเดตความรู้อย่างต่อเนื่อง
cms/verbs-webp/74916079.webp
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
มาถึง
เขามาถึงเพียงทันเวลา
cms/verbs-webp/123380041.webp
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
เกิดกับ
มีสิ่งใดเกิดขึ้นกับเขาในอุบัติเหตุที่ทำงาน?
cms/verbs-webp/94312776.webp
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
ให้
เธอให้ใจเธอ
cms/verbs-webp/84847414.webp
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
ดูแล
ลูกชายของเราดูแลรถยนต์ใหม่ของเขาดีมาก
cms/verbs-webp/108014576.webp
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
เจอ
พวกเขาเจอกันอีกครั้ง
cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
ทำงาน
รถจักรยานยนต์พัง; มันไม่ทำงานอีกต่อไป
cms/verbs-webp/95470808.webp
binnenkomen
Kom binnen!
เข้ามา
เข้ามา!