คำศัพท์
เรียนรู้คำกริยา – ดัตช์

binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
เข้า
เขาเข้าห้องโรงแรม

achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
อยู่เบื้องหลัง
เวลาในวัยหนุ่มสาวของเธออยู่เบื้องหลังไกลแล้ว

afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
เผาลง
ไฟจะเผาป่าเยอะ

openen
Kun je dit blikje voor me openen?
เปิด
คุณช่วยเปิดกระป๋องนี้ให้ฉันได้มั้ย?

bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
พิสูจน์
เขาต้องการพิสูจน์สูตรคณิตศาสตร์

accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
รับ
ที่นี่รับบัตรเครดิต

verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
ปรากฏ
ปลาขนาดใหญ่ปรากฏขึ้นทันทีในน้ำ

springen
Hij sprong in het water.
กระโดด
เขากระโดดลงน้ำ

uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
ดำเนินการ
เขาดำเนินการซ่อมแซม

doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
ทำ
พวกเขาต้องการทำบางสิ่งเพื่อสุขภาพของพวกเขา.

tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
แสดง
ศิลปะร่วมสมัยถูกแสดงที่นี่
