คำศัพท์

เรียนรู้คำกริยา – ดัตช์

cms/verbs-webp/91603141.webp
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
วิ่งหนี
บางคนเด็กวิ่งหนีจากบ้าน
cms/verbs-webp/108350963.webp
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
ทำให้รวย
เครื่องเทศทำให้อาหารของเรารวย
cms/verbs-webp/110667777.webp
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
รับผิดชอบ
แพทย์รับผิดชอบการรักษา
cms/verbs-webp/61806771.webp
brengen
De koerier brengt een pakketje.
นำ
ข่าวสารนำพัสดุมา
cms/verbs-webp/85871651.webp
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
ต้องการไป
ฉันต้องการวันหยุดด่วน ฉันต้องการไป!
cms/verbs-webp/85623875.webp
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
ศึกษา
มีหญิงเยอะๆ ที่ศึกษาอยู่ที่มหาวิทยาลัยของฉัน
cms/verbs-webp/109766229.webp
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
รู้สึก
เขามักจะรู้สึกว่าเป็นคนเดียว.
cms/verbs-webp/101742573.webp
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
ทาสี
เธอทาสีมือเธอ
cms/verbs-webp/57481685.webp
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
ทำซ้ำปี
นักเรียนทำซ้ำปีแล้ว
cms/verbs-webp/79046155.webp
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
ทำซ้ำ
คุณสามารถทำซ้ำสิ่งนั้นได้ไหม?
cms/verbs-webp/120193381.webp
trouwen
Het stel is net getrouwd.
แต่งงาน
คู่รักเพิ่งแต่งงาน.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
จอด
รถจอดในที่จอดรถใต้ดิน