คำศัพท์
เรียนรู้คำกริยา – ดัตช์

trekken
Hij trekt de slee.
ดึง
เขาดึงเลื่อนนั่น

verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.
หลงทาง
ฉันหลงทางขณะทางไป

schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
เตะ
ระวัง, ม้าสามารถเตะได้!

praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
พูดกับ
ควรมีคนพูดกับเขา; เขาเหงามาก

betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
หมายถึง
สัญลักษณ์นี้บนพื้นหมายถึงอะไร?

slapen
De baby slaapt.
นอน
ทารกนอน

vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
ทำลาย
ไฟล์จะถูกทำลายอย่างสมบูรณ์.

vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
ต่อสู้
นักกีฬาต่อสู้กัน.

bereiden
Ze bereidt een taart.
เตรียม
เธอกำลังเตรียมเค้ก

spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
พูด
เขาพูดกับผู้ฟัง

imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
ปลอมแปลง
เด็กปลอมแปลงเป็นเครื่องบิน.
