คำศัพท์

เรียนรู้คำกริยา – ดัตช์

cms/verbs-webp/59121211.webp
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
ระฆัง
ใครระฆังประตู?
cms/verbs-webp/87317037.webp
spelen
Het kind speelt liever alleen.
เล่น
เด็กชอบเล่นคนเดียว
cms/verbs-webp/77738043.webp
beginnen
De soldaten beginnen.
เริ่ม
ทหารกำลังเริ่ม
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
เลี้ยวรอบ
คุณต้องเลี้ยวรอบรถที่นี่
cms/verbs-webp/122470941.webp
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
ส่ง
ฉันส่งข้อความให้คุณ
cms/verbs-webp/90554206.webp
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
รายงาน
เธอรายงานเรื่องราวนั้นให้เพื่อนของเธอ
cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
นอนเกิน
พวกเขาต้องการนอนเกินในคืนนี้
cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
ทานอาหารเช้า
เราชอบทานอาหารเช้าในเตียง
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
มีอยู่
ไดโนเสาร์ไม่มีอยู่ในปัจจุบัน
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
ส่งคืน
สุนัขส่งคืนของเล่น
cms/verbs-webp/87205111.webp
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
ครอบครอง
ตั๊กแตนครอบครองทุกที่
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
รู้จัก
สุนัขที่แปลกปลอมต้องการรู้จักกัน