Vocabolario

Impara gli avverbi – Olandese

cms/adverbs-webp/78163589.webp
bijna
Ik raakte bijna!
quasi
Ho quasi colpito!
cms/adverbs-webp/40230258.webp
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
troppo
Ha sempre lavorato troppo.
cms/adverbs-webp/176427272.webp
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
giù
Lui cade giù dall‘alto.
cms/adverbs-webp/142522540.webp
over
Ze wil de straat oversteken met de scooter.
attraverso
Lei vuole attraversare la strada con lo scooter.
cms/adverbs-webp/22328185.webp
een beetje
Ik wil een beetje meer.
un po‘
Voglio un po‘ di più.
cms/adverbs-webp/38720387.webp
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
giù
Lei salta giù nell‘acqua.
cms/adverbs-webp/138988656.webp
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
in qualsiasi momento
Puoi chiamarci in qualsiasi momento.
cms/adverbs-webp/96549817.webp
weg
Hij draagt de prooi weg.
via
Lui porta via la preda.
cms/adverbs-webp/178180190.webp
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.
Vai là, poi chiedi di nuovo.
cms/adverbs-webp/10272391.webp
al
Hij slaapt al.
già
Lui è già addormentato.
cms/adverbs-webp/67795890.webp
in
Ze springen in het water.
dentro
Loro saltano dentro l‘acqua.
cms/adverbs-webp/128130222.webp
samen
We leren samen in een kleine groep.
insieme
Impariamo insieme in un piccolo gruppo.