المفردات
تعلم الأحوال – الهولندية
‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.
في الصباح
علي الاستيقاظ مبكرًا في الصباح.
eerst
Veiligheid komt eerst.
أولًا
السلامة تأتي أولًا.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
غدًا
لا أحد يعلم ما سيكون عليه الأمر غدًا.
gisteren
Het regende hard gisteren.
أمس
امطرت بغزارة أمس.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
غالبًا
الأعاصير غير مرئية غالبًا.
ook
Haar vriendin is ook dronken.
أيضًا
صديقتها مخمورة أيضًا.
‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.
في الليل
القمر يشرق في الليل.
even
Deze mensen zijn verschillend, maar even optimistisch!
بنفس القدر
هؤلاء الناس مختلفون، ولكن متفائلون بنفس القدر!
ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
أيضًا
الكلب مسموح له أيضًا بالجلوس على الطاولة.
bijna
Het is bijna middernacht.
تقريبًا
الآن تقريبًا منتصف الليل.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
كثيرًا
هو عمل كثيرًا دائمًا.