Словарь

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/96531863.webp
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
проходить
Может ли кошка пройти через эту дыру?
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
преследовать
Ковбой преследует лошадей.
cms/verbs-webp/89635850.webp
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
набирать
Она взяла телефон и набрала номер.
cms/verbs-webp/110045269.webp
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
завершать
Он завершает свой маршрут для пробежки каждый день.
cms/verbs-webp/47969540.webp
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
ослепнуть
Человек с значками ослеп.
cms/verbs-webp/129244598.webp
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
ограничивать
Во время диеты нужно ограничивать потребление пищи.
cms/verbs-webp/91643527.webp
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
застревать
Я застрял и не могу найти выход.
cms/verbs-webp/118780425.webp
proeven
De chef-kok proeft de soep.
пробовать
Главный повар пробует суп.
cms/verbs-webp/44269155.webp
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
бросать
Он злобно бросает компьютер на пол.
cms/verbs-webp/124545057.webp
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
слушать
Дети любят слушать ее истории.
cms/verbs-webp/93031355.webp
durven
Ik durf niet in het water te springen.
осмеливаться
Я не осмеливаюсь прыгнуть в воду.
cms/verbs-webp/61806771.webp
brengen
De koerier brengt een pakketje.
приносить
Курьер приносит посылку.