คำศัพท์
เรียนรู้คำกริยา – ดัตช์

protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
ประท้วง
คนๆ หนึ่งประท้วงต่อความอยุติธรรม

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
ตัดสินใจ
เธอไม่สามารถตัดสินใจว่าจะใส่รองเท้าคู่ไหน

missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
พลาด
เธอพลาดนัดสำคัญ.

accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
รับ
ที่นี่รับบัตรเครดิต

bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
สั่ง
เธอสั่งอาหารเช้าให้ตัวเอง

achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
วิ่งช้า
นาฬิกากำลังวิ่งช้าซักไม่กี่นาที

bedekken
Ze bedekt haar haar.
ปกคลุม
เธอปกคลุมผมของเธอ

duwen
Ze duwen de man het water in.
ดัน
พวกเขาดันชายคนนั้นเข้าน้ำ

weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
ปล่อย
คุณสามารถปล่อยน้ำตาลออกจากชาได้

leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
นำ
นักเดินทางที่มีประสบการณ์ที่สุดนำเสมอ

een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
ทำผิด
คิดให้ดี ๆ เพื่อไม่ให้ทำผิด!
