คำศัพท์

เรียนรู้คำกริยา – ดัตช์

cms/verbs-webp/113248427.webp
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
ชนะ
เขาพยายามชนะเกมส์หมากรุก
cms/verbs-webp/33493362.webp
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
โทรกลับ
โปรดโทรกลับมาหาฉันพรุ่งนี้
cms/verbs-webp/127720613.webp
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
คิดถึง
เขาคิดถึงแฟนสาวของเขามาก.
cms/verbs-webp/124525016.webp
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
อยู่เบื้องหลัง
เวลาในวัยหนุ่มสาวของเธออยู่เบื้องหลังไกลแล้ว
cms/verbs-webp/111160283.webp
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
คิดฝัน
เธอคิดฝันทุกวัน.
cms/verbs-webp/111021565.webp
walgen van
Ze walgde van spinnen.
รู้สึกแย่
เธอรู้สึกแย่จากแมงมุม
cms/verbs-webp/61162540.webp
activeren
De rook activeerde het alarm.
เปิด
ควันเปิดเตือน
cms/verbs-webp/118826642.webp
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
อธิบาย
ปู่อธิบายโลกให้กับหลานชายของเขา
cms/verbs-webp/46385710.webp
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
รับ
ที่นี่รับบัตรเครดิต
cms/verbs-webp/63244437.webp
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
ปกคลุม
เธอปกคลุมหน้าของเธอ
cms/verbs-webp/129300323.webp
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
แตะ
เกษตรกรแตะต้นไม้ของเขา
cms/verbs-webp/73649332.webp
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
ร้อง
ถ้าคุณต้องการให้คนได้ยินคุณต้องร้องข้อความของคุณดังๆ