Woordenlijst

Thai – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/71260439.webp
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
cms/verbs-webp/100466065.webp
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
cms/verbs-webp/129403875.webp
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
cms/verbs-webp/117658590.webp
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
cms/verbs-webp/111615154.webp
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
cms/verbs-webp/110322800.webp
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
cms/verbs-webp/92456427.webp
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/129300323.webp
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/91906251.webp
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/85968175.webp
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
cms/verbs-webp/100011930.webp
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.