Woordenlijst

Fins – Bijwoordenoefening

cms/adverbs-webp/10272391.webp
al
Hij slaapt al.
cms/adverbs-webp/174985671.webp
bijna
De tank is bijna leeg.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
bijna
Het is bijna middernacht.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
samen
De twee spelen graag samen.
cms/adverbs-webp/155080149.webp
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
cms/adverbs-webp/138988656.webp
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
cms/adverbs-webp/178653470.webp
buiten
We eten vandaag buiten.
cms/adverbs-webp/176427272.webp
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
cms/adverbs-webp/134906261.webp
al
Het huis is al verkocht.
cms/adverbs-webp/132510111.webp
‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.
cms/adverbs-webp/162590515.webp
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
cms/adverbs-webp/178180190.webp
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.