Ordforråd
Lær adjektiver – nederlandsk
lief
geliefde huisdieren
kjærlig
kjærlige kjæledyr
Indiaas
een Indiaas gezicht
indisk
et indisk ansikt
vet
een vet persoon
feit
en feit person
gezouten
gezouten pinda‘s
saltet
saltede peanøtter
onvriendelijk
een onvriendelijke kerel
uforsonlig
en uforsonlig fyr
wekelijks
de wekelijkse vuilnisophaaldienst
ukentlig
den ukentlige søppelhentingen
uitgebreid
een uitgebreide maaltijd
rikholdig
et rikholdig måltid
ongehuwd
de ongehuwde man
ugift
en ugift mann
kreupel
een kreupel man
halt
en halt mann
oranje
oranje abrikozen
oransje
oransje aprikoser
moe
een vermoeide vrouw
trøtt
en trøtt kvinne