Kosa kata

Pelajari Kata Kerja – Belanda

cms/verbs-webp/110322800.webp
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
bicara buruk
Teman sekelas berbicara buruk tentangnya.
cms/verbs-webp/85968175.webp
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
rusak
Dua mobil rusak dalam kecelakaan.
cms/verbs-webp/59121211.webp
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
menekan
Siapa yang menekan bel pintu?
cms/verbs-webp/106279322.webp
reizen
We reizen graag door Europa.
bepergian
Kami suka bepergian melalui Eropa.
cms/verbs-webp/92145325.webp
kijken
Ze kijkt door een gat.
melihat
Dia melihat melalui lubang.
cms/verbs-webp/104135921.webp
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
memasuki
Dia memasuki kamar hotel.
cms/verbs-webp/34979195.webp
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
berkumpul
Senang ketika dua orang berkumpul.
cms/verbs-webp/107407348.webp
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
berkeliling
Saya telah banyak berkeliling dunia.
cms/verbs-webp/119302514.webp
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
menelepon
Anak perempuan itu sedang menelepon temannya.
cms/verbs-webp/85623875.webp
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
belajar
Ada banyak wanita yang belajar di universitas saya.
cms/verbs-webp/44127338.webp
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
berhenti
Dia berhenti dari pekerjaannya.
cms/verbs-webp/58993404.webp
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.
pulang
Dia pulang setelah bekerja.