Kosa kata
Pelajari Kata Kerja – Belanda

genieten
Ze geniet van het leven.
menikmati
Dia menikmati hidup.

werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
bekerja untuk
Dia bekerja keras untuk nilainya yang baik.

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
tiba
Pesawat telah tiba tepat waktu.

weigeren
Het kind weigert zijn eten.
menolak
Anak itu menolak makanannya.

naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
ingin keluar
Anak itu ingin keluar.

achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
mengatur ulang
Segera kita harus mengatur ulang jam lagi.

uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
punah
Banyak hewan yang telah punah saat ini.

belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
membebani
Pekerjaan kantoran sangat membebani dia.

drukken
Hij drukt op de knop.
menekan
Dia menekan tombol.

ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
sarapan
Kami lebih suka sarapan di tempat tidur.

overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
tertabrak
Sayangnya, banyak hewan yang masih tertabrak mobil.
