शब्दावली
क्रिया सीखें – डच
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
चुनना
सही एक को चुनना मुश्किल है।
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
परोसना
आज बावर्ची हमें खुद ही खाना परोस रहा है।
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
पार करना
पानी बहुत उंचा था, ट्रक नहीं जा सका।
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
बुरा कहना
सहपाठियों ने उसके बारे में बुरा कहा।
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
मिलाना
भाषा कोर्स दुनियाभर के छात्रों को मिलाता है।
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
निपटाना
इन पुराने रबर टायर्स को अलग से निपटाना होगा।
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
अंदर आने देना
बाहर बर्फ़ गिर रही थी और हमने उन्हें अंदर आने दिया।
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
मांगना
उसने दुर्घटना के व्यक्ति से मुआवजा मांगा।
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
बुलाना
वह केवल अपने लंच ब्रेक के दौरान ही बुला सकती है।
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
मरम्मत करना
उसने केबल की मरम्मत करने का इरादा किया।
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
सवारी करना
वे जितना तेज सकते हैं, उतना तेज चलते हैं।