शब्दावली
क्रिया सीखें – डच
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?
जाना
यहाँ जो झील थी वह कहाँ गई?
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
छोड़ना
बहुत सारे अंग्रेज लोग EU को छोड़ना चाहते थे।
leiden
Hij leidt graag een team.
नेतृत्व करना
उसे टीम का नेतृत्व करने में आनंद आता है।
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
जिम्मेदार होना
डॉक्टर चिकित्सा के लिए जिम्मेदार हैं।
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
देखना
ऊपर से, दुनिया पूरी तरह से अलग दिखती है।
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
दोस्त बनना
दोनों दोस्त बन गए हैं।
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
पार करना
पानी बहुत उंचा था, ट्रक नहीं जा सका।
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
देखना
अवकाश पर, मैंने कई दृश्य देखे।
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
सीमा लगाना
बाड़ें हमारी आजादी को सीमित करती हैं।
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
चर्चा करना
वे अपनी योजनाओं पर चर्चा कर रहे हैं।
sturen
Ik stuur je een brief.
भेजना
मैं आपको एक पत्र भेज रहा हूँ।