Словарь
Выучите прилагательные – нидерландский

onvoorstelbaar
een onvoorstelbaar ongeluk
невероятный
невероятное несчастье

vrolijk
de vrolijke verkleedpartij
веселый
веселый костюм

overzichtelijk
een overzichtelijke index
наглядный
наглядный реестр

trouw
een teken van trouwe liefde
верный
знак верной любви

verkeerd
de verkeerde richting
неправильный
неправильное направление

mistig
de mistige schemering
туманный
туманное сумеречное время

armzalig
armzalige woningen
бедный
бедные жилища

rijp
rijpe pompoenen
зрелый
зрелые тыквы

aardig
de aardige bewonderaar
милый
милый поклонник

strak
een strakke bank
узкий
узкий диван

geboren
een pasgeboren baby
родившийся
новорожденный младенец
