Vocabular
Învață adjective – Neerlandeză

rijp
rijpe pompoenen
copt
dovleci copți

oneerlijk
de oneerlijke taakverdeling
nedrept
împărțirea nedreaptă a muncii

extern
een externe opslag
extern
o memorie externă

perfect
het perfecte glas-in-lood roosvenster
perfect
roseta perfectă a ferestrei

pittig
een pittige sandwichspread
picant
o întindere picantă pentru pâine

koud
het koude weer
rece
vremea rece

nat
de natte kleding
umed
hainele umede

aanwezig
een aanwezige bel
prezent
soneria prezentă

vast
een vaste volgorde
stabil
o ordine stabilă

gouden
de gouden pagode
auriu
pagoda aurie

onbeperkt
de onbeperkte opslag
nelimitat
depozitarea nelimitată
