Kosa kata
Pelajari Kata Kerja – Belanda

gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
pergi
Kemana kalian berdua pergi?

versturen
Ze wil de brief nu versturen.
mengirimkan
Dia ingin mengirimkan surat sekarang.

werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
bekerja untuk
Dia bekerja keras untuk nilainya yang baik.

handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
berdagang
Orang-orang berdagang furnitur bekas.

verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
bertanggung jawab
Dokter bertanggung jawab atas terapi tersebut.

nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
membutuhkan
Anda membutuhkan dongkrak untuk mengganti ban.

verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
memperkaya
Bumbu memperkaya makanan kita.

mengen
De schilder mengt de kleuren.
mencampur
Pelukis itu mencampur warna-warna.

aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
menawarkan
Dia menawarkan untuk menyiram bunga.

overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
rukun
Akhiri pertengkaran Anda dan akhirnya rukun!

kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
memilih
Sulit untuk memilih yang tepat.
