शब्दावली
क्रिया सीखें – डच
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
मांगना
मेरा पोता मुझसे बहुत कुछ मांगता है।
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
देखना
सब अपने फ़ोन्स पर देख रहे हैं।
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
सुनाई देना
उसकी आवाज़ अद्भुत सुनाई देती है।
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
तैयार करना
वे एक स्वादिष्ट भोजन तैयार करते हैं।
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
भगाना
एक हंस दूसरे को भगा देता है।
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
माफ़ी मांगना
वह कभी भी उसे उसके लिए माफ़ नहीं कर सकती।
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
वोट डालना
मतदाता आज अपने भविष्य पर वोट डाल रहे हैं।
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
पहुंचना
हम इस स्थिति में कैसे पहुंचे?
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
उठाना
हमें सभी सेव उठानी होगी।
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
परिवहन करना
ट्रक माल परिवहन करता है।
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
बचना
उसे थोड़े पैसों से ही बचना पड़ता है।