ლექსიკა

afmaken | Onze dochter heeft net de universiteit afgerond.
afmaken | Onze dochter heeft net de universiteit afgerond.
დასრულება | ჩვენმა ქალიშვილმა ახლახან დაამთავრა უნივერსიტეტი.

werken | De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
werken | De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
სამუშაო | მოტოციკლი გატეხილია; აღარ მუშაობს.

voorzien | Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
voorzien | Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
უზრუნველყოს | დამსვენებლებისთვის გათვალისწინებულია სკამები.

staan | De bergbeklimmer staat op de top.
staan | De bergbeklimmer staat op de top.
დგომა | მთამსვლელი მწვერვალზე დგას.