Ordliste
Lær adjektiver – Nederlandsk

wit
het witte landschap
hvid
det hvide landskab

kreupel
een kreupel man
halt
en halt mand

schuldbeladen
het schuldbeladen individu
skyldig
den skyldige person

vruchtbaar
vruchtbare grond
frugtbar
en frugtbar jord

verdrietig
het verdrietige kind
trist
det triste barn

eetbaar
de eetbare chilipepers
spiselig
de spiselige chilipebre

puur
puur water
ren
rent vand

onvoorstelbaar
een onvoorstelbaar ongeluk
ufattelig
en ufattelig ulykke

onschatbaar
een onschatbare diamant
uvurderlig
en uvurderlig diamant

zwart
een zwarte jurk
sort
en sort kjole

gezond
de gezonde groenten
sund
de sunde grøntsager
