መዝገበ ቃላት
ግሶችን ይማሩ – ደችኛ

naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
አልቋል
አዲስ ጫማ ይዛ ትሮጣለች።

meerijden
Mag ik met je meerijden?
አብሮ ማሽከርከር
አብሬህ መሳፈር እችላለሁ?

overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
ማሳመን
ብዙውን ጊዜ ሴት ልጇን እንድትበላ ማሳመን አለባት.

mengen
De schilder mengt de kleuren.
ቅልቅል
ሠዓሊው ቀለማቱን ያቀላቅላል.

bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
አቆይ
ገንዘቤን በምሽት መደርደሪያዬ ውስጥ አስቀምጣለሁ.

duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
በግልፅ ይመልከቱ
በአዲሱ መነጽር ሁሉንም ነገር በግልፅ ማየት እችላለሁ።

samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
አብረው ይግቡ
ሁለቱ በቅርቡ አብረው ለመግባት አቅደዋል።

antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
መልስ
እሷ ሁል ጊዜ መጀመሪያ ትመልሳለች።

uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
ጨመቅ
ሎሚውን ትጨምቃለች።

verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
ጠፋ
ቁልፌ ዛሬ ጠፋ!

thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
ወደ ቤት መጡ
አባዬ በመጨረሻ ወደ ቤት መጥቷል!
