Perbendaharaan kata

Belajar Kata Kerja – Dutch

cms/verbs-webp/118064351.webp
vermijden
Hij moet noten vermijden.
elak
Dia perlu mengelakkan kacang.
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
cat
Kereta itu dicat biru.
cms/verbs-webp/115172580.webp
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
membuktikan
Dia mahu membuktikan formula matematik.
cms/verbs-webp/58993404.webp
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.
pulang
Dia pulang selepas bekerja.
cms/verbs-webp/117491447.webp
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
bergantung
Dia buta dan bergantung pada bantuan luar.
cms/verbs-webp/58477450.webp
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
menyewakan
Dia menyewakan rumahnya.
cms/verbs-webp/78342099.webp
geldig zijn
Het visum is niet meer geldig.
sah
Visa itu tidak lagi sah.
cms/verbs-webp/80325151.webp
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
menyelesaikan
Mereka telah menyelesaikan tugas yang sukar.
cms/verbs-webp/34664790.webp
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
kalah
Anjing yang lebih lemah kalah dalam pertarungan.
cms/verbs-webp/40477981.webp
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
tahu
Dia tidak tahu tentang elektrik.
cms/verbs-webp/110322800.webp
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
bercakap buruk
Rakan sekelas bercakap buruk tentangnya.
cms/verbs-webp/99951744.webp
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
curiga
Dia curiga itu adalah teman wanitanya.